Marlou Karens
4-5 min.
In onze praktijk is, zeker in vakantietijd, het nodige te doen over reizen naar het buitenland. Bij uitstek een thema waarop ouders het elkaar erg moeilijk kunnen maken. In deze blog fris ik eerst de regels op en ga ik vervolgens in op een heel interessante recente uitspraak over deze thematiek.
Paspoort of identiteitskaart
Kinderen hebben een eigen paspoort of identiteitskaart nodig als ze naar het buitenland reizen. Wanneer het kind nog geen paspoort of identiteitskaart heeft, kunnen de ouders dit aanvragen. Wanneer een van de ouders geen toestemming geeft voor het aanvragen van een paspoort of een identiteitskaart, kan vervangende toestemming gevraagd worden bij de rechtbank. Een advocaat is niet verplicht.
Toestemming voor de reis naar het buitenland
Naast een identiteitsbewijs hebben kinderen jonger dan 18 jaar toestemming nodig van beide ouders met gezag, voor een reis naar het buitenland. Om hun toestemming te verlenen kunnen ouders een formulier ondertekenen. Dit formulier is te downloaden via de website van de Rijksoverheid ‘Formulier toestemming reizen met minderjarige naar het buitenland’. Als een van de ouders weigert dit formulier te ondertekenen is het mogelijk om vervangende toestemming te vragen aan de rechter, bij deze procedure is een advocaat wel verplicht.
Wanneer geeft de rechter vervangende toestemming voor een reis naar het buitenland?
Het belang van het kind staat centraal bij het wel of niet verlenen van vervangende toestemming. Meestal verleent de rechter vervangende toestemming voor een reis naar het buitenland, tenzij er een negatief reisadvies geldt voor de vakantiebestemming, of wanneer de reis buiten de schoolvakantie om is gepland en het kind leerplichtig is. Verder beoordeelt de rechter of het risico bestaat dat het kind na de vakantie niet meer terug zal keren naar Nederland.
Heeft de rechter vervangende toestemming verleend, dan kan hij hieraan wel voorwaarden verbinden waaraan de ouder zich moet houden. De rechtbank Amsterdam verleende onlangs toestemming voor een vakantie naar Nieuw-Zeeland, maar dan wel onder een opvallende voorwaarde.
Rechtbank Amsterdam (5 december 2024)
De vader vroeg vervangende toestemming voor een reis met de kinderen naar Nieuw-Zeeland. De moeder had op zichzelf geen bezwaar tegen de door de vader geplande reis, maar zij wilde aan haar toestemming een aantal voorwaarden verbinden, die betrekking hadden op het lidmaatschap van de vader bij de Jehovahgemeenschap, waarover de moeder zich kennelijk nogal wat zorgen maakte.
De vader zegt toe zich gedurende de reis aan verschillende voorwaarden te houden die de moeder stelt. Zo zegt hij toe zich gedurende de reis aan de voorwaarde te houden dat er geen beperking is vanwege zijn lidmaatschap van de Jehovahgemeenschap m.b.t. eventuele noodzakelijke medische ingrepen (zoals bloedtransfusies) die de kinderen moeten ondergaan. Daarnaast zegt hij toe dat er tijdens de vakantie geen Bijbelstudies zullen plaatsvinden.
De moeder stelt verder de voorwaarde dat de kinderen op geen enkele manier betrokken worden bij bijeenkomsten van de Jehovah’s Getuigen. De vader sluit echter niet uit dat hij in Nieuw-Zeeland met de kinderen een keer een Jehovah-dienst wil bijwonen.
Volgens de rechtbank is het uitgangspunt dat de vader niet onnodig mag worden belemmerd in het uitoefenen van zijn vrijheid van godsdienst. De vader heeft aannemelijk gemaakt dat het belang van de kinderen niet in de knel komt. De voorwaarde dat de kinderen op geen enkele manier betrokken worden bij bijeenkomsten wordt dan ook niet door de rechtbank aan de toestemming verbonden.
De rechter ziet ook geen reden om eraan te twijfelen dat de vader de hierboven genoemde toezeggingen zal nakomen. Verder wordt ervan uitgegaan dat de vader zijn familie in Nieuw-Zeeland informeert over de voorwaarde betreffende de noodzakelijke medische ingrepen (inclusief bloedtransfusies).
De rechtbank verleent uiteindelijk vervangende toestemming voor de reis naar Nieuw-Zeeland. Niet alle voorwaarden die de moeder eist of die de vader toezegt worden verbonden aan deze toestemming. Tijdens deze reis moet de vader zich volgens de rechter in ieder geval aan de volgende voorwaarde houden: de kinderen zullen alle medische ingrepen krijgen op vakantie die zij nodig zouden kunnen hebben, ook als dit zou indruisen tegen de geloofsovertuiging van de vader.
Conclusie
Ouders die op vakantie willen met hun kinderen, moeten zich tijdig realiseren dat zij een identiteitsbewijs nodig hebben en de toestemming van de andere ouder. Als bekend is dat de andere ouder het identiteitsbewijs of de toestemming niet zal geven, is een procedure nodig. Soms kan dit betekenen dat wordt afgezien van de reis, omdat de vakantie dan wel heel duur wordt. Een procedure vervangende toestemming brengt immers kosten met zich mee. Verder valt in de hier besproken zaak op dat niet uitgesloten is dat de rechtbank aan de vervangende toestemming bepaalde voorwaarden verbindt in het belang van het kind. Maatwerk door de rechter is daarbij heel goed mogelijk, zo blijkt uit deze casus.