Anje Slootweg

4-5 min.

Waarom maken mensen huwelijkse voorwaarden? Dat kan om diverse redenen zijn, maar een veelgehoorde reden is toch dat mensen vooraf duidelijke afspraken willen maken over de wijze waarop hun vermogen moet worden afgewikkeld wanneer zij uit elkaar gaan. Helaas merken advocaten op allerlei manieren dat ook huwelijkse voorwaarden niet het einde van alle tegenspraak zijn.

U kent allemaal het voorbeeld van het periodiek verrekenbeding. Wanneer dat niet wordt uitgevoerd, of niet correct en volledig wordt uitgevoerd, zijn de discussies achteraf velerlei. Gelukkig word het periodiek verrekenbeding in de praktijk ook niet of nauwelijks meer door notarissen in nieuwe huwelijkse voorwaarden opgenomen. Er zijn echter nog allerlei andere situaties denkbaar waarin de inhoud van de huwelijkse voorwaarden achteraf toch tot discussie leidt. Ik maak u graag attent op twee uitspraken die in dit verband recent zijn gedaan door rechters.

Peildatum

Een echtpaar is gehuwd in 2010 onder het opmaken van huwelijkse voorwaarden. Daarin is opgenomen dat zij bij ontbinding van hun huwelijk al hun vermogen zullen samenvoegen en bij helften verrekenen: een finaal verrekenbeding. In de echtscheidingsprocedure ontstaat discussie over de peildatum.

In de huwelijkse voorwaarden staat dat de peildatum de datum van ontbinding van het huwelijk is (dus pas helemaal aan het einde van de scheidingsprocedure). De wet zegt echter iets anders. Sinds 2012 staat daarin als peildatum de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding (dus juist helemaal aan het begin van de scheidingsprocedure). Tussen deze twee data kan soms wel anderhalf jaar of langer gelegen zijn.

In dit geval was het vermogen van de vrouw tussen beide data flink toegenomen. Geen wonder dat de stelling van de vrouw was dat partijen nooit hadden bedoeld af te wijken van de wettelijke peildatum en dat de huwelijkse voorwaarden op dit punt dus niet kunnen worden gevolgd. Op zich geen vreemde gedachte. De huwelijkse voorwaarden sloten immers aan bij de juridische situatie in 2010: de wettelijke peildatum was toen nog de datum van ontbinding van het huwelijk. Doordat de wet later is aangepast en de wettelijke peildatum de datum van indiening van het scheidingsverzoek is geworden,  zijn de huwelijkse voorwaarden en de wet uit de pas gaan lopen.

De man is het hiermee echter niet eens. Hij wil uiteraard graag meedelen in de vermogenstoename van de vrouw, die plaatsvond na de indiening van het verzoek tot echtscheiding.

De rechtbank stelt de vrouw in het gelijk, maar het Hof niet. Het Hof hecht, met toepassing van het Haviltex-criterium, belang aan een zin uit de brief van de notaris uit 2010, waarin het volgende staat:

‘In deze huwelijksvoorwaarden is ook een finaal verrekeningsbeding opgenomen; u spreekt daarin af dat bij het einde van het huwelijk het totale vermogen wordt verrekend. (…).’

Het Hof vindt dat de uitleg van de vrouw dat partijen alleen wilden afrekenen over de periode tot aan indiening van het verzoek tot scheiding, niet voor de hand liggen. Dit betekent dat de wettelijke tekst van de huwelijkse voorwaarden wordt gevolgd: al het vermogen dat is opgebouwd tot aan de datum van ontbinding van het huwelijk,  moet verrekend worden.

Gemeenschap van goederen

Een andere recente uitspraak waarin de inhoud van de huwelijkse voorwaarden tot discussie leidt, gaat over het begrip ‘gemeenschap van goederen’ in de huwelijkse voorwaarden. De echtgenoten trouwen in 2020. In hun huwelijkse voorwaarden staat: ‘tussen de partners bestaat de wettelijke gemeenschap van goederen.’ Echter, per 1 januari 2020 is de wet gewijzigd, zoals u mogelijk weet. Waar daarvoor de ‘algehele’ gemeenschap van goederen gold, geldt sindsdien de ‘beperkte’ gemeenschap van goederen: schenkingen en vermogen dat voor de huwelijkssluiting al bestond, valt niet in de gemeenschap. Welke gemeenschap van goederen werd in deze huwelijkse voorwaarden nu bedoeld, de beperkte of de algehele? Het was in deze casus nogal een relevante vraag, omdat de man tijdens de huwelijkssluiting al een woning bezat: viel deze nu wel of niet in de gemeenschap?

Ook hier haalt het Hof weer het Haviltex-criterium uit de kast: wat hebben partijen nu bedoeld? Het hof komt tot de conclusie dat de man, die stelt dat partijen een beperkte gemeenschap van goederen hebben bedoeld, in het ongelijk moet worden gesteld. Immers, om een beperkte gemeenschap tot stand te brengen, waren huwelijkse voorwaarden helemaal niet nodig geweest! Zonder huwelijkse voorwaarden vloeide de beperkte gemeenschap van goederen uit de wet voort. Kennelijk was het de bedoeling van partijen om deze gemeenschap uit te breiden naar een algehele gemeenschap van goederen, zoals die voor 2020 bestond. De woning moet dus worden verdeeld.

Conclusie

Het blijft dus van groot belang om, als je huwelijkse voorwaarden maakt, ook te zorgen dat er over de inhoud hiervan zo min mogelijk discussie mogelijk is. In principe mag van notarissen worden verwacht dat zij waterdichte teksten produceren, maar ook u als financieel adviseur kunt hier wellicht langs de zijlijn een rol in spelen, als uw cliënt aan de slag gaat met huwelijkse voorwaarden.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises bij deze publicatie