Cobie Voorberg

4-5 min.

In mijn praktijk kom ik af en toe een situatie tegen waarin de rechtbank een dwangsom oplegt, als prikkel voor de nakoming van een zorgregeling. Zelf heb ik ook weleens de rechtbank verzocht om oplegging van een dwangsom. Ik vraag mij in zo’n situatie altijd af of dit zinvol is, zeker als het gaat om kinderen van 12 jaar of ouder.

In een recente uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden speelde deze vraag ook. Kleine spoiler: een dwangsom werkt hier averechts, het Hof acht hulpverlening voor het gezin noodzakelijk

Afspraken in een zorgregeling

Het huwelijk van partijen is in 2020 gestrand. Er zijn twee minderjarige kinderen van 12 en 8. De ouders hebben gezamenlijk gezag en de kinderen hebben hoofdverblijf bij de moeder. De kinderen zijn in de even weken op zaterdag bij de vader en in de oneven weken op zondag. In een kort gedingprocedure zijn door de ouders afspraken gemaakt over de zorgregeling. Deze houden onder andere in dat de vader tijdens de omgangsmomenten niet rookt en niet drinkt in het bijzijn van de kinderen. Bij beschikking van 19 oktober 2022 is de zorgregeling gewijzigd en uitgebreid, waarbij de vader één keer per maand een langer weekend de zorg voor de kinderen heeft en verder blijft de regeling zoals deze was overeengekomen.

Dwangsom

Sinds de zomervakantie van 2024 gaat de 12-jarige zoon niet meer naar zijn vader volgens de afgesproken zorgregeling. De 8-jarige zoon gaat nog wel. De vader heeft in een kort-gedingprocedure nakoming van de zorgregeling gevorderd, waarbij ook een dwangsom is opgelegd door de voorzieningenrechter.

De moeder is het niet eens met de opgelegde dwangsom en heeft hoger beroep ingesteld. Zij geeft in haar hoger beroep aan, dat dit alleen betrekking heeft op de opgelegde dwangsom en niet op de inhoudelijke beslissing. De vader heeft in hoger beroep toegelicht dat zijn dwangsom niet is bedoeld om zijn zoon te dwingen naar hem toe te gaan, maar dat deze bedoeld is als prikkel voor de moeder om de zorgregeling na te komen en tot gedragsverandering te dwingen. De moeder heeft op haar beurt aangegeven dat zij haar best doet om haar zoon met de vader mee te laten gaan, maar dat hij niet wil en in paniek raakt.

De overdrachtsmomenten verlopen ronduit slecht: tijdens meerdere overdrachtsmomenten is politie aanwezig geweest en er is een grote hoeveelheid zorgmeldingen gedaan. Het komt voor dat een overdrachtsmoment wel drie kwartier duurt en gepaard gaat met veel emoties, en dat uiteindelijk alleen de 8-jarige zoon met vader meegaat. Het Hof ziet als oorzaak hiervoor niet alleen het gedrag van moeder, maar het hele systeem, zowel ouder- als kindfactoren, spelen hierbij een rol.

Aanbeveling voor hulpverlening

Het Hof overweegt als volgt:

Al kort na de echtscheiding zijn er problemen ontstaan in de uitvoering van de zorgregeling. Verschillende gerechtelijke procedures hebben niet tot een bestendige positieve verandering in de situatie geleid. Het lukt de ouders onvoldoende om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren over de kinderen. De kinderen zijn getuige geweest van de ruzies en moeizame communicatie tussen hun ouders en krijgen de spanningen tussen hun ouders mee. Dat het jongste kind tijdens een overdrachtsmoment wel met de vader meegaat, komt mogelijk doordat hij jonger is dan zijn oudere broer. Hij was nog geen vier jaar toen de ouders uit elkaar gingen (zijn broer was acht jaar) en daardoor minder heeft meegekregen van de situatie tussen de ouders rondom het uiteengaan. Bovendien heeft de 12-jarige zoon een autismespectrumstoornis, waardoor hij mogelijk meer moeite heeft met het overdrachtsmoment tussen zijn moeder en vader. Gebleken is dat hij tijdens een overdracht blokkeert in zijn emoties. Beide ouders lukt het echter niet om hem daarbij voldoende ondersteuning te geven. De moeder lijkt onvoldoende in staat om hem op een adequate manier te stimuleren en om hem emotionele toestemming te geven om omgang te hebben met zijn vader. De vader lijkt onvoldoende aan te kunnen sluiten bij wat zijn zoon van hem nodig heeft tijdens de overdrachtsmomenten. Vervolgens is de interactie tussen de ouders tijdens de overdrachtsmomenten ook niet helpend voor de 12-jarige zoon. Hij heeft inmiddels al langere tijd moeite om onbevangen het contact aan te gaan met de vader.

Uit het bovenstaande concludeert het Hof vervolgens dat een dwangsom de hiervoor weergegeven situatie niet zal verbeteren of oplossen. Integendeel, de opgelegde dwangsommen leiden juist tot extra oplopende spanningen tijdens de overdrachtsmomenten. Het Hof stelt dat hulpverlening de ouders moet helpen om de systeemproblematiek aan te pakken en de overdrachtsmomenten beter te laten verlopen. Naar het oordeel van het Hof hebben beide ouders hulp nodig: de moeder om haar zoon te helpen bij zijn blokkades en emoties en om hem emotionele toestemming te geven naar zijn vader te gaan. De vader om bij de overdrachtsmomenten een ondersteunende rol te spelen richting zoon en moeder en om aan te sluiten bij de behoeftes van zijn zoon. In hoger beroep krijgt de vrouw gelijk: de dwangsom wordt alsnog afgewezen.

Vindplaats uitspraak: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10-12-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7651 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises bij deze publicatie