Natasja Barské-Gelling
5 min.
Vaak lukt het ex-echtgenoten om samen tot afspraken te komen over de gevolgen van een scheiding. Deze afspraken worden dan vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Dit zou dan het einde van het geschil moeten betekenen. In de praktijk is dit echter niet altijd het geval.
Onder omstandigheden kunnen afspraken over de verdeling van de gemeenschap van goederen vernietigd worden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een echtgenoot over de waarde van een of meer te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld.
Dwaling omtrent waarde woning
Eind vorig jaar speelde hierover een discussie bij de rechtbank Den Haag. Partijen hadden een convenant getekend, waarin afspraken stonden over onder meer de echtelijke woning. Hierin stond onder meer dat de woning aan de man werd toegedeeld, dat de vrouw in beginsel recht heeft op de helft van de overwaarde, maar dat zij haar aandeel in de overwaarde aan de man kwijtschold althans schonk. In het convenant stond niet wat de waarde van de woning was.
Later stelt de vrouw dat zij heeft gedwaald omtrent de waarde van de woning. Ze geeft aan dat zij ten tijde van het opstellen van het convenant niet wist wat de waarde van de woning was. Als zij dat wel had geweten dan zou zij het convenant niet hebben getekend. De man geeft aan dat partijen door hun gezamenlijke advocaat goed waren geïnformeerd en ingelicht.
De rechter komt tot de conclusie dat sprake is van een benadeling van meer dan een kwart en constateert dat de man onvoldoende onderbouwt dat de vrouw zich bewust was waarvan zij afstand deed. Dit alles leidt er toe dat het convenant wordt vernietigd.
Convenant als vaststellingsovereenkomst
Hoe anders pakte dit uit in een procedure die speelde bij de Rechtbank Rotterdam. In deze zaak hadden partijen eveneens een convenant ondertekend. Zij hadden afgesproken dat de woning aan de vrouw zou worden toebedeeld, waarbij zij de waarde van de woning in onderling overleg - zonder taxatie - hadden vastgesteld op € 231.000,-. Dit was aanzienlijk lager dan de WOZ waarde. De man stelde dat hij er later achter gekomen was dat de waarde van de woning aanzienlijk hoger was en vorderde daarom vernietiging van de verdeling. De man wist niet wat de waarde van de woning was. Hij wist wel dat hun vorige woning voor een bedrag fors onder de WOZ waarde was verkocht. Hij gaf aan dat hij was benadeeld en wilde alsnog de helft van de daadwerkelijke overwaarde van de woning ontvangen.
De vrouw stelde van haar kant dat partijen over het vaststellen van de waarde grondig overleg hebben gevoerd. Zij gaf aan dat er tussen partijen onzekerheid bestond over de waarde van de woning en dat zij om die onzekerheid te beëindigen de afspraken hebben gemaakt die in het convenant staan. Daarom is volgens haar het convenant voor wat betreft de vaststelling van de waarde van de woning een vaststellingsovereenkomst die niet vernietigd kan worden.
Als sprake is van een vaststellingsovereenkomst, dan is het inderdaad heel lastig om hier achteraf op terug te komen. Je bent in de regel gebonden aan deze afspraken, ook als je niet kan overzien waarvan je afziet. De vraag is dus of de gemaakte afspraken aangemerkt kunnen worden als een vaststellingsovereenkomst.
Een stap verder
Voor zover ik kan zien stond in het convenant niet uitdrukkelijk vermeld dat sprake is van een vaststellingsovereenkomst. Dit hoeft op zich ook niet. Als uit de hele context blijkt dat dit het geval is, dan is dit ook voldoende. De rechter gaat echter in mijn beleving nog een stap verder. De rechter constateert dat partijen het convenant hebben gesloten met het oog op een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding en dat partijen dus met het convenant hebben willen voorkomen dat een echtscheidingsprocedure op tegenspraak gevoerd zou moeten worden. Dat betekent - aldus de rechtbank - dat het convenant kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst. Voor zover de rechtbank bedoelt dat ieder echtscheidingsconvenant kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst dan lijkt mij dit niet juist. Dit zou betekenen dat vrijwel nooit meer een beroep op dwaling kan worden gedaan.
Los daarvan concludeert de rechtbank dat uit de verklaringen is gebleken dat geen van partijen wist wat de waarde van de woning was. Om aan die onzekerheid een einde te maken hebben partijen zelf een waarde bepaald en hebben zij die waarde in het convenant opgenomen. Zij hebben dus gekozen voor rechtszekerheid en hebben daarbij het risico aanvaardt dat de tussen hen overeengekomen waarde hoger of lager zou blijken te zijn dan de werkelijke waarde. Om deze reden kan het convenant niet vernietigd worden, aldus de rechtbank.
Dat er voorafgaand aan het tekenen van het convenant geen geschil was over de waarde van de woning was voor de rechtbank niet relevant. Waar het volgens de rechtbank om gaat is dat beide partijen niet wisten wat de werkelijke waarde was maar dat zij wel zekerheid wilden en daarom de waarde zelf hebben vastgesteld en vastgelegd in het convenant.
Conclusie: totstandkoming en vastlegging van afspraken is belangrijk
In beide procedures was sprake van dwaling en in beide gevallen (vermoedelijk) ook van benadeling van meer dan een kwart. Als echter vastgesteld kan worden dat sprake is van een vaststellingsovereenkomst dan is het vrijwel niet mogelijk om de afspraken te vernietigen. Dit laat maar weer zien dat het van groot belang is hoe afspraken tot stand komen en hoe deze vervolgens worden vastgelegd.